7.8.3 De swingende primaat

Met taal ontstaat een ingrijpende wending aan de sociale interactie tussen onze vroege voorouders. Het wordt makkelijker informatie uit te wisselen over voedselvindplaatsen en de jacht. Het vuur, die andere belangrijke ontdekking van de vroege jagers-verzamelaars, biedt de mogelijkheid voor een ander leven. Koken maakt de overgang mogelijk naar omnivoor. Dat houdt onder meer in dat er minder tijd hoeft te worden besteed aan eten: vis en vlees bevatten meer proteïnen en zetmeel dan planten zodat de mens toe kan met een korter darmkanaal. In plaats van 9 uur hoeft er nog maar 4 uur per dag aan eten te worden besteedt. De besteedbare tijd per dag kan in sociaal gezelschap worden doorgebracht bij een kampvuur. Deze nieuwe, avondlijke tijdsbesteding zorgt voor een gevoel van veiligheid, rust, tolerantie, bij elkaar horen en romantische gevoelens. Taal stimuleert het narratieve vermogen voor hofmakerij en om elkaar ’s avonds bij het kampvuur spannende verhalen te vertellen en de bespreking van goden, geesten en demonen. Verschillende onderzoekers hebben echter het sterke vermoeden dat zang – inclusief lachen en ritme - vooraf ging aan de ontwikkeling van taal. Darwin was de eerste die al een relatie vermoedde tussen taal en muziek. In zijn Descent of man (1871) gaat hij tien pagina’s lang los over zangvogels. Darwin noteert dat deze vogels vooral in het broedseizoen het hoogste lied aanheffen. Maar biologen zien al dat gefluit en gepiep hoogstens als een rivaliserende territorium- of concurrentiestrijd. Gelovigen zijn van mening dat zangvogels vooral hun stem verheffen om mensen te attenderen op de schoonheid van de schepping. Maar volgens Darwin heeft het optreden van zangvogels wel degelijk te maken met seksuele selectie. Het dient vooral om de andere sekse te charmeren en te behagen. Toch kunnen decennia lang onderzoekers maar niet bedenken waarom zangvogels zo hun best doen in het kader van ‘survival of the fittest’. En aangezien seksuele selectie min of meer in de ban is gedaan, ziet de wetenschap geen verband met hofmakerij en verdwijnen de zangvogels samen met seksuele selectie vervolgens ruim 100 jaar van het toneel.

Maar Darwin had bewust het verband met zangvogels breder getrokken. Hij zag het gekweel niet alleen als een secundair seksueel ornament bij vogels. Ook bij de mens, zo redeneerde hij, was er een duidelijk verband met muziek als voorloper van spraak. Opvallend is bijvoorbeeld dat er voor pasgeboren kinderen nauwelijks verschil bestaat tussen muziek en taal. Ze ervaren de intonaties, de melodische en ritmische geluiden van taal op dezelfde manier als muziek. Want hoewel Pinker muziek auditory cheescake noemt zonder enige evolutionaire functionaliteit , wijst veel recent onderzoek steeds meer de andere kant op. Het vermogen om een taal te leren, werd vermoedelijk voorafgegaan door zang en ritme. Zang en ritme beïnvloeden niet alleen het gedrag van vogels, maar ook van apen zoals de meerkat en de primaten. Omgekeerd bevorderde taal vermoedelijk de (verdere) evolutie van muzikaliteit. Muziek lijkt op het eerste gezicht inderdaad geen adaptieve functie te hebben. Maar in dat opzicht hebben onderzoekers alleen gelet op de bijdrage van muziek aan de overlevingskans van het individu en niet op zijn reproductieve succesfunctie. Toonhoogte, kracht, virtuositeit en capaciteit van de zanger en muzikant spelen in alle culturen een rol. De vrouwen van de Chippewa indianenstam vinden stembereik aantrekkelijk, vrouwen op Hawaii vallen voor een diepe en krachtige stem, de Kikuyu in Kenya belonen graag een goede fluitist en op de Trobriand eilanden heeft een goede zanger succes bij de vrouwen (geciteerd door Dissanayake, 2009). Miller (2000) haalt als voorbeeld de popster Jimi Hendrix aan die weliswaar al op zijn 27ste overleed, maar wel 3 kinderen achterliet en honderden bevredigde groupies (Miller, 2000).

Ellen Dissanayake ziet een belangrijke rol voor muziek en taal in de band tussen moeder en kind. Deze band ontstond met de ontwikkeling van de zoogdieren. Hoewel de eerste zoogdieren al 210 miljoen jaar geleden ontstonden, werd de versnelling van hun evolutie ca. 65 miljoen jaar geleden mogelijk gemaakt door de inslag van een 10 km grote astroïde. De inslag veroorzaakte een explosie van 100 miljoen megaton en veroorzaakte een krater, de Chicxulub, van bijna 200 km in omtrek op het huidige Mexicaanse schiereiland Yucatan. Er ontstond een tsunami met 300 m hoge golven, bosbranden op honderden kilometers afstand van ground zero, een klimaatverandering met een verandering in de fotosynthese met als gevolg dat ruim 75% van alle plant- en diersoorten op aarde verdwenen. Ook de talrijke soorten dinosaurussen die ruim 210 miljoen jaar de lakens hadden uitgedeeld sneuvelden. De ‘oermoeder’ van alle placentalia (Eutheria), de warmbloedige, levendbarende zoogdieren is de Protungulatum donnae. Dit kleine, bescheiden insectenetende zoogdiertje met de sierlijke naam woog tussen de 6 en maximaal 250 gram en kon zich, dankzij de vrijgekomen ecologische niches, in een paar miljoen jaar ontwikkelen tot onder andere plantenetende (olifanten), zwemmende (zeeolifanten), vleesetende (tijgers) en vliegende (vleermuizen) zoogdieren.

Zoogdieren zijn doorgaans zuinig op hun nakomelingen. Zo ook de mens waarbij vooral de moeder universeel specifiek gedrag vertoont dat bijdraagt tot de relatie tussen haar en het kind. Bij de geboorte komen oxytocine - het knuffelhormoon - en endorfine vrij die de pijn verlagen en de borstvoeding activeren. Vooral de oxytocine veroorzaakt bij de moeder koesterende en liefdevolle gevoelens. Vanaf de geboorte ontwikkelen moeder en kind wat ‘communicatieve muziek’ wordt genoemd. Deze ‘muziek’ bestaat uit motherese of ‘moedertaal’ - melodische vocalisaties en ritmes in het taalgebruik van de moeder – inclusief gezichtsuitdrukkingen, hoofd- en lichaamsbewegingen. De moeder doet dat niet geheel uit eigener beweging want de baby reageert uitnodigend zodat de moeder nog enthousiaster wordt. Daar draagt ook het puppy face van de baby – een rond hoofd, grote ogen, een klein neusje - toe bij. Overigens hanteren ook vaders, familie, vrienden en soms nietsvermoedende passanten een verrassend vorm van ‘moedertaal’ die zij normaliter niet vertonen in hun sociale omgangsvormen met volwassenen. De evolutionaire functie van het gebruik van ‘moedertaal’ is dat het de overlevingskansen van het kind vergroot. Volgens Dissanayake maakt deze proto-muzikale relatie tussen verzorger(s) en kind de overstap voor het kind naar taal makkelijker. Aldus kan de communicatieve muziek tussen moeder en kind worden gezien als het restant van de proto-taal van de vroege mens.

Opvallend is dat muziek universeel een belangrijke rol speelt bij de mens: alle culturen maken muziek. Ritme vormt daar een essentieel onderdeel van in het dagelijkse leven en het functioneren van het lichaam. Muziek heeft een functie in het overdragen van emoties in tonaliteit en ritme, de opwekking van endorfine (ook bij andere soorten ), seksuele selectie, hartritme, groepsvorming en -beleving en neurochemische processen . De muzikale aanleg bood al in het Pleistoceen de mogelijkheid om muziekinstrumenten te maken en leren bespelen . Onderzoek laat zien dat jagers-verzamelaars in Afrika al ca. 400.000 jaar geleden vuursteen niet alleen als wapen gebruikten, maar ook als muziekinstrument. ,

De complexe vaardigheden van taal vereisen van het brein een wonderlijke combinatie van plasticiteit, structuur en genetische aanleg. Hierbij komen genetische en omgevingsfactoren bij elkaar. De ontwikkeling van het brein wordt gereguleerd door de genen van het individu die interacteren met de omgeving. Daarbij zijn de genen niet de directe oorzaak van gedrag, maar reguleren de ontwikkeling van het brein. De sociale omgeving geeft vervolgens sturing aan de omvang en sterkte van de neurale verbindingen of synaptische pruning waardoor niet gebruikte verbindingen verdwijnen. De brein van het kind blijkt in staat om de moedertaal en de daarbij behorende regels uit de omgeving te destilleren en eigen te maken. Dat vraagt flexibiliteit want vanaf de conceptie staat niet vast in welke sociale omgeving een kind terecht zal komen. Het enorme, menselijke leervermogen dat daarvoor nodig is, moet voortbouwen op reeds aanwezige genetische domein-specifieke structuren en functionaliteiten. Het betekent onder andere dat kinderen zich de fundamentele grammaticale regels waaronder recursie, meestal rond het 4de jaar al eigen hebben gemaakt .

Meer weten? Zie Speciale onderwerpen