7.8.9 De gelovige primaat

Taal en geloof zijn, zo wordt verondersteld, onverbrekelijk met elkaar verbonden. Geloof, een unieke, menselijke eigenschap, is een gezamenlijk overtuiging met bijbehorend gedrag. Het markeert de scheiding tussen ‘gelovigen’ en ‘ongelovigen’. Hoewel de twee grootste religies – Christendom en Islam - monotheïstisch zijn, ontstond geloof in het bestaan van meerdere bovennatuurlijke wezens. De met geloof samenhangende praktijken worden in alle culturen aangetroffen. Dit doet vermoeden dat geloof al in een vroeg stadium van de menselijke evolutie is ontstaan. Inmiddels heeft geloof zich wereldwijd sterk verbreid: er zijn ruim 5 miljard gelovigen – dat is meer dan de helft van de wereldbevolking. Taal in relatie tot geloof met slechts 1,2 miljard ‘ongelovigen’ verdient dus enige aandacht.

Er bestaan diverse aanwijzingen dat jagers-verzamelaars al ca. 500.000 jaar geleden met elkaar konden praten. Voor het delen van complexe, gelovige ideeën, beelden en symbolen is taal vrijwel onontbeerlijk. Onderzoek onder jagers-verzamelaars op de continenten tonen de cognitieve onderbouwing van animisme, een hiernamaals, hemelse goden, sjamanisme en voorouderverering. Dieren, planten, stenen, rotsen, rivieren en bergen zijn ‘bezield’. Sjamanen onderhouden, reguleren en genezen met magische rituelen het contact met geestenwereld die zich met het aardse bestaan bemoeien. Het is dan ook goed voor te stellen dat deze vroege communicatie gepaard ging met rituelen, dans, zingen, gebaren, kunst en muziek. Verondersteld wordt dat rituelen een bijdrage leverden aan de samenwerking tussen groepsleden en het geloof van invloed was op de angst voor straf van bovennatuurlijke wezens.

De invloed van taal was vermoedelijk ook merkbaar in de spannende jachtverhalen waarmee deze jagers-verzamelaars bij het kampvuur probeerden indruk op elkaar te maken. Maar vaak zullen ze ook met verwondering en schrik hun ideeën en ervaringen hebben uitgewisseld over de vele onverklaarbare natuurverschijnselen. Donder, bliksem, regen, wind, geboorte en dood en de telkens weer opbloeiende bloemen, planten en bomen werden, net al nu, toegeschreven aan mysterieuze wezens, geesten en goden. Aanbidding, verering, rituelen, offers vielen de goden van de zon, de maan, de elementen, de rivieren, de regen en de bomen ten deel.

Dan, met een ongewone synchroniciteit (om met Jung te spreken), ontstaan tussen de 500 en 300 jaar vóór het begin van onze jaartelling, in China, Perzië, India en de Grieks-Hellenistische samenleving sterk overeenkomstige, religieuze tradities. De nadruk ligt vooral op zelfdiscipline, ascese en moraliserende doctrines die later zijn terug te vinden in het christendom en de islam. Ook doet het monotheïsme zijn intrede. Deze culturele transformatie wordt ook wel de Axiale of Spiltijd (Achsenzeit) genoemd. Hoewel de rol van de enigmatische Zarathustra, of Zoroaster, die rond de 600 vChr. opduikt niet geheel duidelijk is in de transformatie en het monotheïsme, zet de Spiltijd de toon voor sociale stratificatie, specialisatie en urbanisering voor ascetisme en zelfbeheersing. Een mogelijkheid die ook geopperd wordt, is de toenemende welvaart, urbanisering en geletterdheid in deze gebieden. De auteurs baseren deze theorie op het verruilen van een korte-termijn strategie gericht op dwang en het verwerven van resources, naar een lange-termijn strategie bestaande uit zelfcontrole en samenwerking. De transformatie vormt een breuk met de lange periode van oorlog en geweld in de voorgaande eeuwen in de vier genoemde gebieden.

Taal kan aldus worden beschouwd als het mentale streven naar de door het brein gegenereerde beelden te ‘vertalen’ naar auditieve symbolen met een specifieke functie en betekenis. Taal wordt door onder andere Pinker en Scharff & Petri omschreven als een “geëvolueerde, menselijke eigenschap bestaande uit een spraak-auditief-geleid, aangeboren en aangeleerde complexe, biologische signaal-adaptatie, ontstaan door natuurlijke en seksuele selectie als een kennisrijke, sociale intermenselijke eigenschap.” Over reeds aanwezige adaptaties, structuren en functionaliteiten gaat dit hoofdstuk. Daarbij wordt er van uitgegaan dat in het sociale domein voorspelbaarheid en betrouwbaarheid van primair belang zijn. Daar staat tegenover dat creativiteit en uniciteit weliswaar eigenschappen zijn die bijdragen aan de onvoorspelbaarheid van het individu, maar tevens tot zijn reputatie en prestige. Bijzondere prestaties zijn zeldzaam en daarmee waardevol voor het individu in zijn sociale omgeving. Elkaar uitsluiten doen voorspelbaarheid en creativiteit gelukkig dus niet , of zoals Salvador Dali zei: “Het enige verschil tussen een gek en mij is, dat ik niet gek ben.”

Meer weten? Zie Speciale onderwerpen