7.2.2.1.2.3 Primaire functie: ondernemen van actie
Het menselijke brein is van oudsher primair gericht op actie die leidt tot reproductief succes. Deze motivatie voor actie ten behoeve van reproductief succes is weliswaar constant aanwezig, maar acteert grotendeels of geheel buiten het bewuste denken van het individu om (Ehlichman & Eichenstein, 1992). Motivatie functioneert aldus vooral op de achtergrond; het stuurt het brein aan om ergens moeite, tijd, aandacht en energie te investeren omdat het op (langere) termijn reproductief succes nastreeft. Door deze achtergrondfunctie kan het brein doorlopend afwegingen maken zonder dat dit veel energie kost, bijvoorbeeld om wel of geen risico's te nemen. Uit onderzoek blijkt dat als jonge mannen te maken krijgen met hevige competitie, het zogenoemde young male syndrome (Wilson & Daly, 1984), zij bereid zijn veel risico te nemen. Dat is voor sommigen met een lage toekomstverwachting (i.c. lage inkomsten en weinig kans op een partner) soms de enige mogelijkheid op reproductief succes. Heeft het individu daarentegen hoge toekomstverwachtingen, en is hij (onbewust) bereid te investeren in tijd, moeite en energie en aarzelt hij bij risico’s, bevindt hij zich bij de K aan de andere kant van het continuüm van het life history spectrum (Wilson & Daly, 1984). Voorgaande investeringen in tijd, moeite en energie zijn verweven met de genen en omgevingsfactoren waarvan eerder sprake was en waarin het individu terechtkomt.
Het organisme streeft dus constant naar een evenwicht met de noodzakelijke energievoorraad (Hohwy, 2013), maar moet tegelijkertijd als het ware paraat staan om direct actie te kunnen ondernemen. Besluitvorming betreft immers een onafgebroken call for action voor het brein. Bij ieder besluit is de onbewuste individuele afweging van een positieve of negatieve waardebepaling (valuation) van kansen en bedreigingen voor het individu betrokken. De grote aantallen data die continu door het brein worden berekend, de vergelijking tussen wat het brein verwacht vergeleken met de binnenkomende sensorische data, noodzaakt het brein Darwiniaanse algoritmes in te zetten om prioriteiten te bepalen. Bij het besluitvormingsproces bepaalt de individuele, fundamentele motivatie de individuele waardebepaling die is verbonden met de afweging van kosten en baten voor reproductie. Het voorgaande impliceert dat ieder individu van alle zich seksueel voortplantende en bewegende soorten over een eigen, fundamentele motivatie moet beschikken en over de één of andere vorm van awareness (Damasio, 2010; Darwin, 1859; Friston, 2005, 2010; Hohwy, 2013, 2015; Seth & Baars, 2005; Seth, Baars & Edelman, 2005). Het brein bestaat, kortom, als een functionaliteit voor het ondernemen van actie (Wolpert, 2011) gericht op het verhogen van de individuele fitness, waarbij het gaat om vinden en gevonden worden. Daarbij stuurt het brein de leerprocessen op basis van ervaringen naar één van de geheugens voor het (gerubriceerd) opslaan van informatie.
Het brein beschikt echter niet alleen over het vermogen tot informatieverwerking in de vorm van ordening en rublicering. Het brein kan ook informatiegenreren waardoor time travelling mogelijk is (Hohwy, 2013; Suddendorf & Corballis, 1997) in de vorm van imaginaire toekomstscenario’s voor het plannen van reproductief gerichte actie. Deze scenario’s verschillen continu en in hoog tempo. Daarbij probeert het brein met een Bayesiaanse voorspelling van de talloze mogelijkheden die tussen 0 en 1 liggen, de meest waarschijnlijke oplossing te berekenen om ‘verrassingen’ (i.c. entropie) te voorkomen. Daarbij ‘verbeeldt’ het brein van het individu zich aldus een toekomst die in principe de mogelijkheid biedt van ‘de beste’ afloop binnen de gegeven omstandigheden. Het vermijden van verrassingen heeft als evolutionaire reden het vermijden van risico’s en entropie door het beperken van energieverbruik door het brein. Anderzijds draagt verrassing bij tot nieuwe ervaringen en vormt als zodanig de basis van een voortgaand, actiegericht leerproces (Reichardt et al., 2020). Dat betekent onder andere dat het individu niet in het heden leeft maar continu in diverse toekomstscenario’s die zich bovendien ook nog eens in twee ‘rictingen’ uitstrekken: vinden en gevonden worden en de daaruit voortkomende vraag om balans tussen die twee essentiele functies.
Het menselijke brein is, door zijn grootte in relatie tot de omvang van het lichaam, zijn complexiteit en modulaire opbouw het meest opmerkelijk 'orgaan' van alle soorten. 'Orgaan' want de hersenen zijn het feitelijke orgaan en het brein verwijst vooral naar de functionaliteiten van die hersenen. Het zijn deze fenomenale functionaliteiten die de mens in staat stellen om waar te nemen, te denken, voelen, kiezen en alle andere fitness-verhogende activiteiten uit te voeren. EP richt zich bij uitstek op de bijzondere eigenschappen van het brein of zoals Pinker het beschrijft: “The starting point for acknowledging human nature is a sheer awe and humility in the face of the staggering complexity of its source, the brain. Organized by the three billion bases of our genome and shaped by hundreds of millions of years of evolution, the brain is a network of unimaginable intricacy: a hundred billion neurons linked by a hundred trillion connections, woven into a convoluted three-dimensional architecture. Humbling, too, is the complexity of what it does” (2002).
Meer weten? Zie Menselijke brein