7.2.1.2.07 Voeding en vuur
Het regelmatige gebruik van vuur vanaf 1,8 miljoen jaar geleden (Gowlett & Wrangham, 2013) heeft een belangrijke rol gespeeld bij de uitbreiding van het dagelijkse menu van de hominiden (Wrangham, 2009). Het betekende dat vuur kon worden gebruikt om moeilijk verteerbaar voedsel voor te bereiden (Broadhurst et al., 1998; Gowlett & Wrangham, 2013; Crawford & Broadhurst, 2012; Cunnane & Crawford, 2014; Dunbar, 1997, 1998, 2007; Whitaker et al., 2016).
Het gebruik van vuur maakte dat de soort zich van fructivoor kon ontwikkelen tot omnivoor. Door deze verandering hoefde er aanmerkelijk minder tijd te worden besteed aan het zoeken en verteren van voedsel en kon er in kortere tijd meer energie worden vrijgemaakt (Milton, 2003). Fructivoren en herbivoren besteden per dag ca. 9 uur aan het zoeken en verteren van voedsel. Omnivoren daarentegen besteden daar slechts ca. 4 uur per dag aan.
Dit betekende ook dat er meer tijd voor andere zaken ontstond terwijl het vuur ’s avonds de roofdieren op afstand hield. (Gowlett & Wrangham, 2013). Vrijwel al deze extra tijd werd besteed aan socialisering in de groep zoals zingen, dansen, religieuze ceremonies, en vooral storytelling, boeiende verhalen over bekende personen (Wiessner, 2014).
Meer weten? Zie Cognitieve niche