2.2.2.2.1 Modulariteit
Het brein is samengesteld uit probleem-oplossende adaptaties
De functionaliteit van het brein bestaat uit een ontwerp dat een combinatie is van een biologisch, informatieverwerkend systeem en een groot aantal onderwerp-gerelateerde ‘modules’ (Tooby & Cosmides, 1995, 2015). Iedere module bestaat uit een aantal onderling met elkaar verbonden, inhoud gerelateerde en neuronen die zorgen voor specifieke probleemoplossingen. De modules zijn het resultaat van oplossingen voor problemen waarmee de voorouders van H. sapiens tijdens het EEA werden geconfronteerd en als functionele, fysieke en psychologische adaptaties werden toegevoegd.
Modulair brein; Het brein wordt beschouwd als een modulair, biologisch mechanisme, waarbij de architectuur zorgt voor de noodzakelijke, functionele verbindingen tussen de samenwerkende modules. Omdat het brein zit opgesloten in de schedel, is het volledig afhankelijk van informatie die via de zintuigen binnenkomt.Her brein bevat een grote verzameling aangeboren, inhoud-specifieke a priori ‘oplossingen’ bevat. Deze oplossingen bestaan uit modules voor inhoudelijk gespecialiseerde adaptaties zoals bijvoorbeeld taal. Deze adaptatie, de Language Acquisition Device (LAD), heeft zich gedurende lange tijd kunnen ontwikkelen evenals een (groot) aantal andere adaptaties (Tooby & Cosmides, 1990). Taal is een goed voorbeeld van een integratie van nature en nurture. Met als resultaat dat, als een kind in een niet-talige omgeving opgroeit, het na een bepaalde leeftijd nooit meer (goed) een taal leert (Lenneberg, 1969; Pinker, 1994).
Dit wordt verduidelijkt door Tooby & Cosmides (2015) die aangeven dat het brein niet bestaat uit één mechanisme, maar uit een groot aantal modules, bestaande uit verschillende programma’s voor een nauwkeurig verband tussen informatie en gedrag en functioneel gespecialiseerde leersystemen.
EP houdt zich vooral bezig met het bestuderen van het menselijke brein, de initiatiefnemer en opdrachtgever van gedrag. Dit orgaan, geëvolueerd door sociale en ecologische druk, is thans waarschijnlijk het meest complexe orgaan op aarde (Dolan, 2007). Evolutie wordt beschouwd als een proces waarbij ook de werking van het brein is gebaseerd op functionele adaptaties (Tooby & Cosmides, 1992, 2015).
Het brein ontstond vlak voor of tijdens het Cambrium, primair om de reproductie van het bewegende individu te bevorderen. Het brein, nodig voor de coördinatie, reproductie, geheugen en cognitie van bewegende soorten, vervult een informatieverwerkende en instructieve functie. Eén van de eigenschappen van bewegende soorten is awareness dat wordt beschouwd als voorloper van bewustzijn, ”…waarin iemand besef heeft van zijn eigen bestaan en het bestaan van zijn omgeving” (Damasio, 2010). Kennis over de cognitieve architectuur van het brein leidt tot een beter begrip van de werking ervan. Onderdeel daarvan is de modulaire architectuur, waarbij met modulair de neurologische verbindingen wordt bedoeld tussen verschillende neuronen voor de oplossing van één specifiek probleem. De evolutie van het brein volgde gedurende de evolutie dan ook een functioneel ontwikkelingsproces, specifiek gericht op een ontwerp waarbij de reproductie van het individu en zijn familieleden centraal staat. Dit betekent dat het brein zijn specifieke ontwerp te danken heeft aan adaptaties die zich tijdens de evolutie als optimale, functionele oplossingen van specifiek problemen hebben bewezen. Daarbij moet worden bedacht dat de reproductie van het individu en zijn familieleden, de zogenoemde inclusive fitness, centraal staat (Hamilton, 1964). Wat betreft de opbouw van de verschillende functionele processen, is van belang dat het evolutionaire proces niet vanaf nul begint of een toekomstvisie heeft. Ieder ontwerp bouwt voort op basis van bestaande mechanismen en waarbij uitsluitend reproductie prioriteert (Tooby & Cosmides, 1995). Uitgaande van de neurale organisatie van het brein, moet worden bedacht dat form follows function de standaard van het evolutionaire proces is. De eigenschap van een geëvolueerd mechanisme om een reproductief probleem op te lossen, kent slechts één oplossing: adaptatie. Adaptaties hebben betrekking op problemen die zich tijdens de evolutie gedurende vele generaties voordeden en waarvan de oplossingen de reproductie van de voorouders van een soort bevorderden (Tooby & Cosmides, 1994). Het ontwerp van het brein is dan ook dat alle modules in hun functionaliteit een bijdrage leveren voor de voortplantingsfunctie van het individu (Tooby & Cosmides, 1995, p. 1190). Dit is in het proefschrift tot uitdrukking gebracht door de fundamentele motivatie voor reproductie centraal te stellen in al het handelen van het individu. De conclusie van het voorgaande, leidt dan ook tot de conclusie dat er geen enkele wetenschappelijke onderbouwing bestaat voor de ‘zelfactualisering’ van Maslow, voor de huidige markt- en consumentenonderzoeken, de gedragseconomie en ‘guru’s’ zoals Kahneman en Tversky, Simon en Thaler. Evenmin voor persoonlijkheidsonderzoeken zoals MBTI, Enneagram, Disc of één van de vele, andere en veelal op Carl Jung’s archetypes gebaseerde indeling van persoonlijkheidstypes.
Samenvattend: het brein, in combinatie met de 2de wet van de thermodynamica en emergentie waarbij het adagium form follows function de besluitvorming reguleert en implementeert van individuele verschillen in gedrag dat is gericht op de bevordering van inclusieve fitness.
• Het aantal soorten is sinds het Cambrium enorm toegenomen met als vermoedelijke oorzaak de toename van zuurstof (Hsia et al., 2013; Lane, 2002). Op zich is die toename al bijzonder omdat organismen voorafgaand aan het Cambrium veel eenvoudiger waren. Dit betekent dat evolutie als enige proces in staat is nieuwe soorten en eigenschappen toe te voegen die voordien niet bestonden (Haldane, 1957; Kimura, 1961). Het evolutionair adaptatieproces kan zowel van natuurlijke als van seksuele van oorsprong zijn. De essentie is dat evolutionaire processen niets te maken hebben met overleving tenzij (tijdelijke) overleving een reproductief voordeel van het nageslacht betreft zoals de grootmoeder hypothese van de mens (Hawkes, 2003; Williams, 1966).
Iedere module is domein-specifiek en inhoud-afhankelijk ontworpen voor het toepassen van verschillende, specifieke concepten, principes, inferentieprocedures, regulerende variabelen en besluitvormingsregels en berekeningsprocessen voor het bepalen van individuele waarde- en toepassingsbepalingen (Cosmides & Tooby, 2013; Tooby & Cosmides, 1992). Gezien de hoge energiekosten van het brein voor het individu, bespaart het orgaan op alle mogelijke manieren zo veel mogelijk energie. De modulaire indeling is daartoe een uitstekende oplossing (Betzel et al., 2016) (Mengistu).
Als men zich niet beperkt tot informatieverwerking maar, in het kader van gevonden willen worden als partner, ook het genereren van informatie in ogenschouw neemt, en ook de daaruit voortkomende en voortbouwende interactiviteit binnen en buiten het brein, ligt daar een tweede verklaring voor de groeispurt annex toenemende complexiteit van het brein. Naast de al genoemde (deel)functies moet het brein zichzelf immers ook nog eens als aantrekkelijk afficheren voor de juiste soort partners. Dit impliceert dat iedere module knecht is van twee meesters: vinden en gevonden worden. En dat impliceert weer een derde (meta)positie die balans aanbrengt tussen de beide functies.
vraag: zijn er aparte modules voor zoeken en voor adverteren of zijn dat, kostenbesparing, twee kanten dezelfde medaille.
Analogie
De werking van een module kan het beste worden vergeleken met een computer softwareprogramma waarbij informatieverwerking wordt verricht met behulp van logaritmes (Kim et al., 2019). Iedere module volgt een domein-specifiek, content-gerelateerde proces. Voor het oplossen van nieuwe problemen worden tijdelijke verbindingen gelegd tussen de verschillende gespecialiseerde, neurale netwerken die zijn gespecialiseerd in het oplossen van een deeltaak van het nieuwe vraagstuk. Het brein stuurt alle externe en interne activiteiten van de mens aan, en is primair ontstaan voor de bevordering van de fitness van het individu (Tooby & Cosmides, 1995). Veel verwachtingen over menselijk gedrag is contra-intuïtief omdat vele eigenschappen die aan het brein worden toegekend, een oneigenlijk beeld en verwachtingspatroon bieden als ze niet in een evolutionair perspectief kunnen worden geplaatst i.c. beoordeeld worden op hun dubbelrol: zoeken en adverteren.
Meer weten? Zie Spec.eigenschappen