Inleiding

In dit onderdeel van de thesis wordt de dominante positie van seksuele selectie nader verklaard via de concepten fundamentele motivatie en sociale strategie die in elkaars verlengde liggen. Leidraad daarbij op de achtergrond is het onbewuste streven naar inclusive fitness, de succesvolle reproductieve activiteiten van het individu en zijn bijdrage aan de reproductie van de genen van zijn familieleden (Hamilton, 1964). Door fundamentele motivatie te koppelen aan partnerkeuze worden een aantal hypothesen afgeleid die via sociale strategie op hun beurt weer als uitgangspunten dienen voor de verklaring van individuele verschillen in besluitvorming in bredere zin.

Partnerkeuze

Partnerkeuze is voor het individu het belangrijkste proces van zijn of haar leven. Hoewel het individu zich daarvan niet bewust is, worden individuele verschillen in besluitvorming daarbij optimaal zichtbaar en wel in de vorm van individuele voorkeuren voor een bepaald soort partner. De vraag die nu rijst is waarom en hoe deze individuele voorkeuren, in eerste instantie voor een specifieke seksuele partner, maar later ook breder, tot stand komt. Dat begint zoals gezegd met het streven naar inclusive fitness. Het individu dat zijn of haar genen wil/moet doorgeven aan een volgende generatie, moet daartoe een zo geschikt mogelijke seksuele partner zoeken d.w.z. iemand die voldoet aan de eisen voor succesvolle nakomelingen. Daartoe worden alle handelingen van het individu zoals de keuze voor een bepaald soort partner en zelfs alle daaraan voorafgaande en verbonden keuzes door het brein gerelateerd aan seksuele selectie (Miller, 2000). Met andere woorden: 'partnerkeuze' omvat veel meer dan alleen de keuze voor een bepaalde seksuele partner. Het is de basis voor het hele leven van dat individu en bepaalt bijvoorbeeld ook wat waargenomen kan worden, waar de aandacht naar uitgaat etc. Men spreekt dan ook van een fundamentele motivatie. Voortbouwend op deze fundamentele motivatie ontwikkelt het individu in de eerste levensjaren, afhankelijk van diens omgeving, een voorkeursmanier om sociale relaties vorm te geven, zijn sociale strategie.   

 


Op basis van de uitgangspunten van EP als epistemologisch kader zijn de volgende hypothesen opgesteld voor EP als verklaringsmodel voor individuele verschillen in besluitvorming: 

1. Individuele verschillen in besluitvorming, zijn verklaarbaar op basis van drie overkoepelende, aan seksuele-selectiegerelateerde systemen die de basis vormen van gespecialiseerde fundamentele motivaties voor inclusieve fitness. Alle drie fundamentele motivaties hebben zich tijdens het EEA ontwikkeld. Deze op seksuele reproductie gebaseerde drie fundamentele motivaties zijn: 

2. Op basis van dit fundamentele motivatieprofiel is individuele besluitvorming inzake sociaal gedrag niet alleen inzichtelijk, maar ook in hoge mate voorspelbaar. 

3. De ontwikkeling van het stabiele fundamentele motivatieprofiel, en de daaruit voortkomende sociale strategie, vindt in de (vroege) jeugd plaats onder invloed van de interactie van de genen met de primaire omgevingsfactoren. 

4. Het is mogelijk om te komen tot een taxonomische indeling van de drie fundamentele motivaties, en de daaruit voortkomende sociale strategieën.

  1. Toelichting H.1
  2. Toelichting H.2
  3. Toelichting H.3
  4. Toelichting H.4  

Meer weten? Zie ELO-Evopsy