4. Managementsamenv.
Zie ook manual
Het onderwerp van dit onderzoek is individuele verschillen in besluitvorming in relatie tot seksuele selectie. Meer concreet gaat het om het maken van keuzes waarmee men zich van anderen onderscheidt oftewel Kenmerkend Keuzegedrag (KK). De rationale daartoe luidt als volgt:
- Besluitvorming is bepalend voor het gedrag van de mens
- Besluitvorming kent individuele verschillen en is daarmee ook kenmerkend voor de betrokkenen, het is KK
- Het is nog steeds onduidelijk waarom KK als fenomeen bestaat en, in het verlengde daarvan, hoe het psychologisch gezien werkt.
Als wetenschappelijk kader is gekozen voor de evolutiepsychologie (EP) omdat deze stroming in de psychologie:
- Een viertal fundamentele vragen kent die helpen om alle gedrag, in eerste instantie qua historisch bestaan en bandbreedte en in tweede instantie in interactie met de bestaande context, te verklaren
- Een logische keten van verklaringen faciliteert, die seksuele selectie (op soortniveau) verbindt met KK op individueel niveau.
Leidraad in dit op literatuur gebaseerde onderzoek is dan ook onderstaande gedachtegang bij de genoemde vier vragen en de faciliterende keten:
REDIGEREN
Waarom; motivatie (als adaptatie) reguleert de balans tussen kosten en baten die bij de mens primair betrekking hebben op diens sociale bestaan. In dat sociale bestaan kan men drie domeinen onderscheiden, waarin motivatie-(deel)processen in meer of mindere mate een rol spelen:
- Het streven naar empathie en moraliteit als gevolg van de evolutie van de levendbarende soorten (cave: sommige slangen en haaien: zijn wel levendbarend, maar weinig empathisch)
- Het streven naar een specifieke, ultrasociale en culturele structuur als gevolg van groepsvorming
- Het streven naar hiërarchisch leiderschap en status als gevolg van toenemende interne en externe kansen en bedreigingen van groepsvorming op grote schaal.
Kortom, individuele verschillen in besluitvorming bestaan omdat ze de interactie van het individu met zijn of haar sociale, en daardoor sterk variabele omgeving reguleren.
Hoe; door de kwalitatieve en kwantitatieve verschillen in hun regulerende functies in de drie verschillende domeinen ontstaat een voor het betreffende individu kenmerkend en onderscheidend motivatieprofiel. Met dit profiel streeft het individu ernaar optimaal bij te dragen aan reproductief succes via twee aspecten van seksuele selectie die als het ware de twee kanten van dezelfde medaille vormen:
- Via selectie; het individu selecteert een optimale partner
- Via advertentie; het individu toont zich als optimale partner.
Om selecteren en adverteren gedragsmatig vorm te geven, maakt het individu gebruik van een relatief vaste sociale strategie om, via zijn of haar communicatie, het gedrag van anderen te beïnvloeden. Er is sprake van 'relatieve vastigheid' omdat deze strategie zowel:
- Flexibel dient te zijn om tegemoet te kunnen komen aan lokale en eigentijdse omgevingseisen en optimaal gebruik te maken van opgedane levenservaring;
- Rigide dient te zijn om de (sociale) wereld op een herkenbare voorspelbare manier te structureren en door anderen als een stabiele betrouwbare partner te worden ervaren.
Om aan beide voorwaarden te voldoen, genereert het individu toekomstverwachtingen die, in interactie met het motivatieprofiel en dus per sekse verschillend, leiden tot een risicozoekende of een risicomijdende strategie. Dit samenspel van factoren i.c. - sekse, risico, en drieledig motivatieprofiel - maakt een taxonomie van individuele verschillen in besluitvorming mogelijk, waarmee men keuzegedrag vergaand kan verklaren en zelfs voorspellen.
Wanneer ontstaan; verschillen in individuele besluitvorming zijn ontstaan op het moment dat er sprake was van een herkenbare differentiatie in zowel sekse als motivatieprofiel, waarbij het brein als onderscheidend orgaan functioneert.
Waar in de levensloop; het brein prioriteert uiterlijk rond het 4de levensjaar welke van de drie fundamentele motivaties het beste aansluit op de interactie tussen de genen en de sociale omgeving van het individu.
De centrale vraag in het mechanisme-perspectief is: welke psychologische mechanismen beinvloeden KK van de hedendaagse individuele mens? Eén van de meest onderscheidende eigenschappen van de mens is dat hij, veel meer nog dan andere soorten en sinds de cognitive niche, zijn omgeving en zichzelf wist aan te passen aan zijn eigen behoeften. Hierdoor was niet langer sprake van een blinde of doelloze ontwikkeling, maar kreeg gedrag een intentioneel karakter binnen een primair sociale context.
Centraal in dat intentionele gedrag staat het streven naar sociale meerwaarde als proximale 'representant' van het distale streven naar inclusive fitness. Dat impliceert dat KK weliswaar hier ons vertrekpunt vormt, maar zelf ten dienste staat van sociale meerwaarde, datgene wat een product of dienst de gebruiker biedt om succesvol te zijn of worden binnen zijn of haar sociale groep. Meer concreet gaat het hierbij om vragen als:
- Welke (proximale) doelen kent de hedendaagse Hss?
- Welke psychologische eigenschappen zijn direct betrokken bij KK?
- Hoe werken deze, hoe bepalen ze het uiteindelijke KK?
- Hoe zorgen ze voor het juiste resultaat in termen van reproductief succes?
Meerwaarde
- Het onderzoek toont aan dat individuele verschillen in besluitvorming niet alleen een logische bestaansgrond kennen, maar ook in hun werking volstrekt inzichtelijk en navolgbaar zijn, mits men uitgaat van seksuele selectie als richtinggevend fundament.
- Dit inzicht draagt bij aan een meer wetenschappelijk onderbouwde psychologie van individuele en collectieve besluitvorming en daarmee aan een meer 'redelijke' maatschappij.
- De daarbij gehanteerde ‘persoonlijkheidsprofielen’ komen vergaand overeen met de, op etymologische basis samengestelde, Big Five-classificatie. Er is sprake van crossvalidatie van het evolutiepsychologische perspectief en de Big Five wordt eindelijk van een wetenschappelijke rationale voorzien.
Meer weten? Zie Inleiding