2.2.1.3 Gedrag (bij)sturen

Gedrag sturen, en zo nodig bijsturen, is essentieel voor mobiele, ultrasociale soorten zoals de mens.

ZIE METANIVEAU, Mod.A: 

Gedragsregulerende psychologische functionaliteiten

 

Gedragsregulerende sociale functionaliteiten.

 

 NAAR BREIN

 

Het voorgaande laat onverlet dat de sturing van individueel gedrag, althans minstens voor zo’n 95%, autonoom door het brein wordt bepaald en uitgevoerd waarbij het (voorspellende) brein een belangrijke rol speelt (Baumeister & Bargh, 2014; Friston, 2005; Harris, 2012; Kemkes & Penninga, 2011; Seth, 2015; Seth & Friston, 2016). Dit alles heeft consequenties voor de rol en functie van voorgenomen activiteiten en de vrije (on)wil. Geconfronteerd met de vele momenten waarbij het individu er niet in slaagt zijn voornemens uit te voeren of geconfronteerd wordt met zijn eigen ongewilde of ongecontroleerde gedrag, ontwikkelt het individu een ogenschijnlijk logisch autobiografisch narratief om zijn gedrag te verklaren. Een belangrijk deel van verklaringen over individueel gedrag berusten aldus voor een belangrijk deel op willekeurige maar ogenschijnlijk plausibele interpretaties.

Besturingssysteem kent vele (deel)functies, zoals ideeën, gedachten, het geheugen, de besluitvorming en het daaraan verbonden gedrag (Baumeister & Bargh, 2014; Damasio 2010; Effenberger, 2015; Hassan & Rizvi, 2019; Musicampo & Bargh, 2013; Okafor et al., 2022; Tooby & Cosmides, 1995, 2015, 2021; Wolpert & Ghahramani, 2000). Niettemin blijkt het brein van de mens en andere organismen, primair scenario’s te ontwikkelen ten behoeve van navigatie vooral gericht op reproductie en voeding (Neave, 2008; Seligman et al., 2013; Suddendorf & Corballis, 1997). 

Berekeningen maken: De zintuigen sturen boodschappen naar het onderbewustzijn waarop het brein berekeningen uitvoert. Het brein i.c. het bewustzijn fungeert als een ontvangststation 

 

Leren; in staat tot associatieve leerprocessen (Bielecki et al., 2023). 

 

Informatieverwerken; Bij ieder nieuw probleem – geen enkel probleem is ooit identiek aan andere problemen - verzamelt het brein informatie over eerdere ervaringen en toekomstige doelen die direct of indirect worden geactiveerd door de adaptatie gericht op verhoging van het reproductieve succes. Voor nieuwe oplossingen, maakt het brein nieuwe modules aan als snelle en goedkope oplossing voor het probleem (Mengistu et al., 2016; Tooby & Cosmides, 2015).

De specifieke karaktereigenschappen zoals gepostuleerd door dit proefschrift, laten zien dat deze een permanent karakter hebben. Variatie in het voorkomen van een specifieke motivatie, i.c. een karaktereigenschap, is afhankelijk van de onbewuste verwachting van reproductief succes, of het gebrek daaraan, van het individu. Dat bepaalt zijn of haar onbewuste keuze voor een korte of lange termijn strategie, ofwel een slow respectievelijk fast life history (Del Guidici, 2015, 2020; Figueredo et al., 2005; Gangestad, 2011). Fast is gerelateerd aan hogere agressie, onbesuisd gedrag en impulsiviteit terwijl slow respectievelijk lagere agressie, zelfbeheersing en minder impulsiviteit voorspelt (Green & Spikins, 2019). 
 

 

Toelichting

 

Het voorgaande laat onverlet dat de sturing van individueel gedrag, althans minstens voor zo’n 95%, autonoom door het brein wordt bepaald en uitgevoerd waarbij het (voorspellende) brein een belangrijke rol speelt (Baumeister & Bargh, 2014; Friston, 2005; Harris, 2012; Kemkes & Penninga, 2011; Seth, 2015; Seth & Friston, 2016). Dit alles heeft consequenties voor de rol en functie van voorgenomen activiteiten en de vrije (on)wil. Geconfronteerd met de vele momenten waarbij het individu er niet in slaagt zijn voornemens uit te voeren of geconfronteerd wordt met zijn eigen ongewilde of ongecontroleerde gedrag, ontwikkelt het individu een ogenschijnlijk logisch autobiografisch narratief om zijn gedrag te verklaren. Een belangrijk deel van verklaringen over individueel gedrag berusten aldus voor een belangrijk deel op willekeurige maar ogenschijnlijk plausibele interpretaties.

Besturingssysteem kent vele (deel)functies, zoals ideeën, gedachten, het geheugen, de besluitvorming en het daaraan verbonden gedrag (Baumeister & Bargh, 2014; Damasio 2010; Effenberger, 2015; Hassan & Rizvi, 2019; Musicampo & Bargh, 2013; Okafor et al., 2022; Tooby & Cosmides, 1995, 2015, 2021; Wolpert & Ghahramani, 2000). Niettemin blijkt het brein van de mens en andere organismen, primair scenario’s te ontwikkelen ten behoeve van navigatie vooral gericht op reproductie en voeding (Neave, 2008; Seligman et al., 2013; Suddendorf & Corballis, 1997). 

Berekeningen maken: De zintuigen sturen boodschappen naar het onderbewustzijn waarop het brein berekeningen uitvoert. Het brein i.c. het bewustzijn fungeert als een ontvangststation

 

Leren; in staat tot associatieve leerprocessen (Bielecki et al., 2023).

 

Informatieverwerken; Bij ieder nieuw probleem – geen enkel probleem is ooit identiek aan andere problemen - verzamelt het brein informatie over eerdere ervaringen en toekomstige doelen die direct of indirect worden geactiveerd door de adaptatie gericht op verhoging van het reproductieve succes. Voor nieuwe oplossingen, maakt het brein nieuwe modules aan als snelle en goedkope oplossing voor het probleem (Mengistu et al., 2016; Tooby & Cosmides, 2015).

De specifieke karaktereigenschappen zoals gepostuleerd door dit proefschrift, laten zien dat deze een permanent karakter hebben. Variatie in het voorkomen van een specifieke motovatie, i.c. een karaktereigenschap, is afhankelijk van de onbewuste verwachting van reproductief succes, of het gebrek daaraan, van het individu. Dat bepaalt zijn of haar onbewuste keuze voor een korte of lange termijn strategie, ofwel een slow respectievelijk fast life history (Del Guidici, 2015, 2020; Figueredo et al., 2005; Gangestad, 2011). Fast is gerelateerd aan hogere agressie, onbesuisd gedrag en impulsiviteit terwijl slow respectievelijk lagere agressie, zelfbeheersing en minder impulsiviteit voorspelt (Green & Spikins, 2019).
 

Bijsturen: emoties

Emoties zijn interoceptieve gewaarwordingen die ervoor zorgen dat gevoelens (?) grotendeels worden geconstrueerd (Feldman Barrett, 2017; Friston, 2002; Hohwy, 2013). individuele gevoelens worden voortgebracht door neurale representaties van de fysiologische status van het lichaam (Graig, 2008; Seth & Friston, 2016). Veel onderzoekers schrijven een belangrijk deel van emotionele gevoelens toe aan het interoceptieve bewustzijn (Barrett et al., 2004). Helmholz volgend, beschrijven zij een concept over de interpretatie van de input van sensorische informatie.
Volgens neuroloog Joseph LeDoux is de mens een ‘angstmachine’ (LeDoux, 1996). De reden daarvan is dat mens op de toekomst anticipeert en daarbij risico’s meent te kunnen onderscheiden. De belangrijkste taak van emoties is volgens neuroloog Joseph LeDoux de ‘draad die ons mentale bestaan bij elkaar houdt’. Bijsturen door Emoties bepalen hoe wij onszelf en anderen ons zien.

Emoties zijn meer dan alleen reacties van het lichaam op fysieke of mentale processen zoals gevaarlijke situaties, of een potentiële partner of dorst en worden door het individu – en doorgaans ook door onderzoekers - als ‘gevoelens’ geïnterpreteerd (LeDoux, 2012). Emoties zijn mentale entiteiten die ten deienste staan van interoceptie; de regulering van de interne status van het lichaam. Het is de anti-entropische benadering (terugkeren naar de oospronkelijke , al dan niet homeostatische toestand) van sensorische informatie met betrekking tot externe (niet eigen) stimuli (bv. beeld, geluid, gevoel en reuk) dat de afferente as is van het interne (autonome en hormonale) fysiologische controle.

De impact van interoceptie reikt echter verder dan homeostase en allostase reflexen – het is fundamenteel in relatie tot motivatie, emotie (affectieve gevoelens en gedrag), sociale cognitie en zelfbewustzijn. Het verbindt de perifere fysiologisch status met mentale processen en vormt als zodanig de basis voor ‘het lichaam in relatie tot het ‘zelf’. Het ‘zelf’ dat in toenemende mate tijdens de continue integratie van representatie van biologische data met het lichaam leidt tot een subjectief idee van een uniek individu (Tsakiris & Critchley, 2016).

Het brein maakt daarbij gebruik van een groot aantal functionaliteiten, zoals:

 

 02. Rol van angst

 

Meer weten? Zie Functies