2.1.2.4.1 Reverse engineering
EP is een vorm van retrospectief 'ontwerpen'. Men analyseert of deconstrueert een bestaand fenomeen om de werking, structuur of het ontwerp, waarop het is gebaseerd, te begrijpen. Centraal staat de vraag waarom en hoe proximale en vooral ultimate gedragsprocessen tot stand komen. De reconstructie van de evolutionaire ontwerp- en ontwikkelingsprocessen van de soort maakt psychologen tot ingenieurs die de functionele oorsprong van gedrag proberen te achterhalen , met name door het reconstrueren van de functionele taken van het brein als de voornaamste bron van gedrag. Om vergissingen te voorkomen: evolutie zelf is geen ontwerp, maar een historische ontwikkeling. Evolutie kent geen ontwerp(er). We beschrijven hieronder enkele kenmerkende eigenschappen van reverse engineering, voorzover ze nodig zijn om de operationalisatie van het onderzoek te begrijpen.
- Reverse engineering bestaat primair uit het formuleren van hypotheses op basis van het bestuderen van de huidige morfologische, psychologische, neurologische en fysiologische processen van het organisme. Op basis van deze ideeën en bevindingen (de proximale oorzaak) tracht men het verleden te reconstrueren en daarmee de ultimate oorzaak van gedrag te achterhalen (Bateson & Laland, 2013; Nesse, 2013; Tooby, 1985; Tinbergen, 1963; Tooby & DeVore, 1987).
- Onderzoek naar het verleden van de mens vindt plaats aan de hand van wetenschappelijk onderzoek van onder andere fossielen, archeologische vondsten, het DNA, c.q. het genoom, de bestudering van adaptaties, de functies en werking van het brein.
- Binnen de studie naar het brein gaat de aandacht vooral uit naar de werking en eigenschappen van cognitieve processen, verschillen tussen de seksen daarbij op domeinen als besluitvorming.
- Fundamenteel onderzoek richt zch op zowel bestudering van verschillen tussen natuurvolkeren als op onderliggende fenomenen als emergentie, entropie en epigenesis die verschillen in gedrag mogelijk maken.
- Inzicht in de fylogenie van een soort laat de evolutionaire afstamming en ontwikkeling van de soort zien. De fylogenie van de mens, de studie van de evolutionaire geschiedenis en gedrag van de mens, vormt bij uitstek een belangrijk onderzoeksterrein voor verschillen in fysiek en gedrag tussen groepen en met andere groepen. Veelal wordt een fylogenetische of evolutionaire boom samengesteld die de genetische en fysieke kenmerken toont vanaf een gezamenlijke oorsprong.
- Tot slot: inherent aan het 'ontwerpen' van een verleden wordt kennis gezien als voortschrijend inzicht. Nieuwe kennis levert nieuwe vraagstukken op die om oplossingen vragen. Bovendien moeten we ons realiseren dat vragen die betrekking hebben op het verre verleden in de huidige tijd moeten worden beantwoord. Dit impliceert dat we hedendaagse ideeën en perspectieven onvermijdelijk introduceren in voorstellingen of interpretaties van het verleden (presentisme).
Meer weten? Zie Meth.uitgangspunten