2.3.1 De keten
De keten is hieronder in steekwoorden en schema weergegeven; alle begrippen en vooral hun interne relaties worden nader uitgewerkt en aanzienlijk meer genuanceerd toegelicht in Module B: het verklaringskader.
- Alle zoogdieren, en daarmee ook de mens, planten zich voort door geslachtelijke i.c. seksuele reproductie
- Bij seksuele reproductie komen tijdens de recombinatie de genen van beide ouders samen, waarbij het nageslacht de eigenschappen van beide ouders erft
- Door deze overerving van ouderlijke eigenschappen vertonen die erfelijke eigenschappen bij het nageslacht ten opzichte van ouders en elkaar variatie
- De variatie in erfelijke eigenschappen wordt vergroot doordat deze eigenschappen in hun ontwikkeling interacteren met de sociale omgeving
- De sociale omgeving (epigenetics), in interactie met de gevarieerde genen van het nageslacht, leidt tot individuele verschillen
- Individuele verschillen vormen de basis op grond waarvan beide geslachten komen tot seksuele partnerkeuze
- Deze seksuele partnerkeuze geschiedt bij de mens door beide partners op grond van een zo laag mogelijke, wederzijdse genetische mutation load
- Deze lage mutation load komt tot uiting in bepaalde mentale en fysieke signalen, zogenaamde fitness indicatoren, zoals intelligentie, humor, moraliteit, gezondheid, vruchtbaarheid, leeftijd etc.
- Deze fitness indicatoren zijn voor beide zoekende partners herkenbaar omdat ze over een brein beschikken dat instinctief in staat is om dat soort fitness indicatoren te detecteren bij potentiële partners
- Potentiële partners die gevonden willen worden, gebruiken diezelfde fitness indicators instinctief als billboard om hun (onzichtbare) kwaliteiten als potentiële partner te adverteren
- Adverteren en detecteren vormen samen een wederkerig systeem, waarbij het brein het orgaan is waarmee niet alleen wordt geselecteerd, maar ook wordt geadverteerd. Het brein is dus zowel subject als object van besluitvorming
- Als dubbelzinnig besluitvormend orgaan richt het brein zich gaandeweg steeds meer op de sociale context, waarna vervolgens een fundamenteel-motivationele differentiatie plaatsvindt richting de sociale rollen van respectievelijk partner, coalitiegenoot en groepslid
- De differentiatie naar deze drie vormen van sociale motivatie was aanvankelijk een oplossing voor de problemen waarmee de mens in drie verschillende evolutionaire perioden kampte door het leven in een kleine (<25), middelgrote (25-150) en grote (>150) groep.
- Gaandeweg heeft diezelfde differentiatie in fundamenteel-motivationele zin vorm gekregen in het (nieuwe) menselijke individu. Daarbij bleef echter steeds afstemming bestaan met zijn sociale omgeving
- Deze sociale omgeving bestaat in eerste instantie uit het gezins- of naaste familieverband waarbinnen het individuele kind zich vanaf de geboorte een positie moet verwerven en gedurende ca. 24 maanden een socialisatieproces doormaakt
- Deze 24 maanden zijn voor de vorming van iemands fundamentele motivatie een eerste kritische periode
- Gedurende de tweede kritische periode bepalen de, inmiddels wat grotere sociaal-culturele omgeving, het eigen genenpakket en epigenesis al interacterend dat één van de drie fundamentele adaptaties door het brein wordt geprioriteerd
- Deze geprioriteerde adaptatie is voor (het brein van) het betreffende individu tevens de basis voor een eenduidig patroon van ‘morele’ waardebepaling
- Dit eenduidige patroon van morele waardebepaling bepaalt waar (het brein) van het individu wel en geen aandacht aan besteedt; er vindt profilering plaats
- De profilering van het brein stuurt op haar beurt de seksuele selectie van het individu aan, de wijze aan waarop het individu vormgeeft aan zijn wijze van selecteren en adverteren binnen relaties met behulp van een bijbehorende sociale strategie
- Deze sociale strategie wordt beïnvloed door de Life History Theory (LHT) dat als covariant de bandbreedte tussen risicozoekend en risicomijdend gedrag bepaalt (Del Guidice et al., 2015; Nettle, 2011)
- De bandbreedte in keuzegedrag geeft het individu diens kenmerkende en herkenbare sociale strategie
- Deze sociale strategie leidt niet per definitie tot een-op-een tot herleidbaar inzicht in het besluitvormingsproces van het brein, maar krijgt wel vorm in de zichtbare verschillen in de strategie van individuele besluitvorming
- Individuele besluitvorming is een vereiste voor een individu om met succes te kunnen reproduceren in een sociale en daardoor sterk variabele omgeving.
In het kader van de ontwikkeling van de huidige Homo sapiens levert dat het volgende schema op:
Meer weten? Zie Conceptualisatie onderzoeksobject