1.4 Fylo-conclusies

De centrale vraag in het fylogenetisch perspectief was: hoe verandert gedrag (hier KK) als een functie van de evolutionaire geschiedenis? Samenvattend kan op basis van de literatuur worden gesteld: 

REDIGEREN 

  1. Het resultaat van al die adaptaties is een unieke, cognitieve en ultrasociale soort: de Homo sapiens sapiens (Tooby & Cosmides, 1990)
  2. De meest significant adaptatie in dit kader waarschijnlijk de toename van het hominide brein is geweest van tot ca. 1350 c
  3. De soort-specifieke, informatieverwerkende architectuur van het brein, bestaat uit een breed pakket aan adaptieve, probleem-oplossende systemen. Ieder van deze systemen is door natuurlijke en seksuele selectie ontworpen om in vervolg op specifieke cues uit de omgeving zelfstandig besluiten te nemen.
  4. Deze besluiten zijn het gevolg van verschillende concepten, principes, gevolgtrekkingen, procedures, regulerende variabelen en besluitvormingsregels die plaatsvinden in domein-specifieke, inhoud-afhankelijke 'modules' (Cosmides & Tooby, 2013). 
  5. Dit hominide brein vormt het neuropsychologische kader waarbinnen individuele verschillen in persoonseigenschappen hun hedendaagse vorm hebben gekregen
  6. Stabiele persoonseigenschappen van het individu, als gevolg van adaptieve oplossingen van problemen in het verleden, hebben vooral betrekking op belangrijke sociale problemen zoals: partnerselectie & verbinding, vriendschap & coalitievorming,  hiërarchische verhoudingen & status.
  7. Een van deze drie domeinen wordt in de jonge jaren geprioriteerd tot voorkeursperspectief, de er is sprake van een individueel motivatieprofiel, waarmee de persoon naar criteria kijkt om op te selecteren en mee te adverteren, de mentale fitness indicatoren (intelligentie, humor en moraliteit etc.).
  8. Het individuele motivatieprofiel geeft weer aan welke van de volgende drie fundamentele samenwerkingsposities het individu de voorkeur geeft:
    • Empathie & Verbinding
    • Vriendschap & Coalitievorming 
    • Hiërarchische verhoudingen & Status. 
  9. Het fundamentele motivatieprofiel vormt in sychologisch opzicht de basis voor KK en het streven naar sociale meerwaarde.
  10. Het brein van de mens is door zijn omvang en (ook genetische) complexiteit zijn voornaamste seksuele ornament. In seksuele selectie is het voor het individu, naast enkele specifieke fysieke aspecten, belangrijk zijn mentale fitness te kunnen aantonen. De mentale fitness is tevens een indicatie van zijn algehele stabiele gezondheid. ? hier?

 

Meer weten? Zie Fylo perspectief