3.4 Conclusies (ontogenetisch)
INVULLEN.
In schema:
REDIGEREN:
- Dit schema toont het ontstaan van de drie verschillende motivatieprofielen, inclusief Life History Theory (De Guidici et al., 2015).
- Het model is een weergave van drie verschillende adaptaties die in de loop van de evolutie hebben plaatsgevonden en die bepalend zijn voor drie karakteristieke eigenschappen van de mens. Deze drie karaktereigenschappen zijn van belang omdat ze het gedrag van het individu bepalen in relatie tot zijn sociale interacties. De evolutie tot ultrasociale soort is vrijwel geheel afhankelijk van de medewerking van zijn medemens.
• Hiërarchie, de jongste karakteristieke eigenschap van mens, is het gevolg van de toenemende omvang van de groepen jagers-verzamelaars. Daarbij werden sommige mannen leiders en anderen volgers (Van Vugt, 2008).
• Samenwerking met anderen één van de toonaangevende adaptaties in het leven van de ultrasociale mens. Naast taal is één van de voornaamste oorzaken van de cultuur dankzij het vermogen kennis aan anderen over te dragen (Winegard et al., 2020).
• Empathie is geëvolueerd als gevolg van de ontwikkeling van zoogdier tot placentadier. De samenwerking is het gevolg van de intense groepsvorming ca. 2,5 miljoen jaar geleden (Decety et al., 2016).
- Deze factoren vormen gezamenlijk het mechanisme waarmee de blijvende karaktereigenschappen van het individu worden gevormd (Barlow, 2019; Caspi, 2000; McCrea, Costa et al, 2000) . Strikt genomen bepaalt het inzicht in deze interactie een einde aan het nature versus nurture debat zoals dat al decennia wordt gevoerd (Barlow, 2019; Ridley, 2004).
Meer weten? Zie Ontogenetisch perspectief